De afgelopen jaren ben ik steeds meer tot de overtuiging gekomen dat de traditionele verzuiling niet alleen verdwenen is, maar vervangen is door een goed duidbare nieuwe sociaal-institutionele ordening die ik zelfschikking noem. Met verzuiling bedoel ik de historische situatie waarin grote delen van de Nederlandse samenleving waren gestructureerd in institutioneel afgebakende levenssferen (zoals katholiek, protestants, socialistisch, liberaal). Elke zuil had zijn eigen partijen, vakbonden, scholen, media en verenigingen, waardoor mensen vanaf hun geboorte in één sociaal en ideologisch traject terechtkwamen. Hun politieke en maatschappelijke oriëntatie werd daarmee voor een groot deel vooraf bepaald door de zuil waarin ze waren ingebed. Waar verzuiling dus draaide om gemeenschappelijke inbedding, vaste samenhang en hiërarchische structuren, zie ik zelfschikking als een individueel modulatieproces waarin burgers hun politieke positie iteratief en pragmatisch samenstellen op basis van uiteenlopende onderliggende factoren.

Voor mij is zelfschikking een ontwikkeling die om nadere duiding vraagt, juist omdat ze zo zichtbaar ingrijpt in de manier waarop politieke identiteit tegenwoordig wordt gevormd. Met deze analyse probeer ik mede-daarom vooral scherper te maken wat zelfschikking precies is: welke onderliggende principes het proces aansturen, hoe het zich onderscheidt van de historische verzuiling, en waarom het zo’n betekenisvolle rol speelt in de manier waarop politieke voorkeuren tegenwoordig tot stand komen. Mijn doel in dit stuk is begripsvorming, niet het aandragen van oplossingen; heldere duiding is wat mij betreft een noodzakelijke eerste stap. In vervolgartikelen wil ik ook ingaan op de veranderingen, problemen en spanningen die uit deze ontwikkeling voortkomen, maar hier staat de structuur van zelfschikking zelf centraal.

Hieronder zet ik mijn analyse uiteen.


HOOFDSTUK 1 - Wat verdwijnt: de afbraak van de verzuilde orde

De opkomst van zelfschikking is niet te begrijpen zonder eerst te benoemen wat aan het verdwijnen is. De verzuilde orde functioneerde dankzij een reeks structuren - verticaal, collectief en disciplinair - die de politieke identiteit van burgers voorspelbaar maakten. Die structuren zijn in hoog tempo geërodeerd. Ik onderscheid vier kernelementen.


1.1 Het verdwijnen van verticale informatieketens

Verzuiling was afhankelijk van een mediastructuur waarin een klein aantal instituties - kerken, kranten, omroepen, vakbonden - bepaalde welke ideeën circuleerden. Hele dorpen, wijken en beroepsgroepen ontvingen in feite één gedeeld mediapakket, met voorspelbare duiding en herkenbare ideologische kaders.

Deze verticale ordening is verdwenen. Er bestaat geen uniforme informatiestroom meer die een gemeenschap collectief vormt. Daarmee vervalt de structurele basis waarop verzuiling kon rusten: gedeelde kennis, gedeelde interpretaties en een gedeeld wereldbeeld.


1.2 Het wegvallen van institutionele identiteitsvorming

Verzuiling droeg identiteit over via instituties:
kerkgang, vakbondsleden, partijbladen, verenigingsstructuren.
Identiteit werd niet gekozen, maar geërfd.

Die overdrachtsmechanismen bestaan nauwelijks nog. Kerken verliezen leden, vakbonden krimpen, partijorganisaties functioneren niet meer als levenslange kaders, en traditioneel georganiseerde media hebben hun vormende kracht grotendeels verloren. Identiteit is niet langer een omvattend pakket maar een losse verzameling elementen.


1.3 Het vervagen van sociale sancties en groepsgrenzen

Waar afwijken in een verzuild ecosysteem sociale breuk betekende, bestaan die collectieve grenzen nu niet meer. Er is vrijwel altijd een alternatieve groep, sfeer of subcultuur die afwijking opvangt. Daardoor verdwijnt het mechanisme dat politieke homogeniteit binnen een gemeenschap afdwong.


1.4 Het verdwijnen van totaliserende levensrollen

In de verzuilde structuur vielen rol, beroep, overtuiging en levensstijl samen.
Men wasn “PvdA’er”, “vakbondsmens”, “VARA-kijker” - en dat was in hoge mate hetzelfde.

De moderne samenleving kent geen totaliteit meer. Rollen zijn gescheiden domeinen met eigen normen, waardoor politieke identiteit niet langer één geïntegreerde structuur kan zijn.


HOOFDSTUK 2 - Wat ontstaat: de opkomst van een open en gedistribueerde ordening

Terwijl de verzuilde structuren verdwijnen, ontstaat een nieuwe sociaal-institutionele configuratie die zelfschikking mogelijk maakt. De kern hiervan is niet chaos, maar een andere vorm van ordening: open, gedistribueerd en modulair. Ik onderscheid zes structurele factoren.


2.1 Radicale informatie-openheid

Het digitale tijdperk heeft kennis-schaarste opgeheven. Informatie die vroeger:

  • fysiek ontoegankelijk,
  • duur,
  • of ideologisch afgeschermd was,

is nu vrijwel direct vindbaar. Historische bronnen, internationale politieke stromingen, niche-disciplines, subculturele denkstijlen en zelfs verboden kennis circuleren zonder barrières.

Dit maakt burgerschap structureel meervoudig: men kan elk moment buiten de eigen oorspronkelijke context treden.


2.2 Individuele en gepersonaliseerde informatiestromen

Waar gemeenschappen vroeger een gedeeld informatiepakket ontvingen, beschikt nu iedere burger over een eigen informatie-ecologie. De informatieomgeving is niet collectief maar individueel.

Dat betekent:

  • geen gedeelde uitgangspunten,
  • geen uniforme duiding,
  • geen consistente groepsstandpunten.

Politieke identiteit wordt daarmee per definitie pluriform.


2.3 Horizontale netwerklogica

Ideeën circuleren niet langer top-down maar via horizontale netwerken:
via personen, platforms, communities, niches, interacties en micro-publicaties.

Hierdoor:

  • ontstaat geen stabiel centrum meer,
  • is er geen poortwachter die consistentie bewaakt,
  • en worden tegenstrijdige ideeën permanent zichtbaar.

2.4 Mobiliteit, migratie en culturele verweving

De fysieke wereld is net zo ontgrensd als de digitale.
Waar iemand in een homogene gemeenschap woont, staat men binnen een uur in een grootstedelijke omgeving met totaal andere normen. Pendelstromen, migratie en urbanisatie zorgen voor dagelijkse interactie tussen uiteenlopende levenswerelden.

Deze exposure maakt politieke homogeniteit onmogelijk.


2.5 Maatschappelijke differentiatie

Individuen bewegen zich in meerdere domeinen tegelijk:
werk, opleiding, subculturen, online sferen, internationale netwerken.

Elk domein kent eigen logica’s en waarden, waardoor politieke identiteit modulair wordt opgebouwd. Geen enkel domein domineert voldoende om een totaliserend wereldbeeld op te leggen.


2.6 Continue meningsvorming en cognitieve dynamiek

De constante stroom aan prikkels en informatie maakt politieke oordelen iteratief.
Men vormt geen stabiele ideologische positie, maar tijdelijke configuraties.
Zelfschikking is daarmee niet alleen een sociaal fenomeen, maar ook een cognitief dynamisch proces.


HOOFDSTUK 3 - De remmende krachten: waarom zelfschikking niet totaal is

Ondanks deze openheid bestaan er structuren die zelfschikking remmen. Dit maakt het fenomeen interessanter: het is geen volledige decompositie, maar een spanningsveld.


3.1 Groepspsychologische neiging tot conformiteit

Mensen zoeken herkenning, veiligheid en sociale bevestiging.
Zelfschikking wordt dus begrensd door de behoefte om bij een groep te horen, zeker op gevoelige thema’s.


3.2 Pop-politiek en thematische fixatie

In een mediacultuur waarin enkele issues disproportioneel aandacht krijgen, kunnen burgers het gevoel krijgen dat zij moeten kiezen tussen twee kampen.

Pop-politiek:

  • reduceert complexe thema’s tot symbolische tegenpolen,
  • herintroduceert binaire structuren in een pluriform ecosysteem,
  • dwingt mensen standpunten in te nemen die niet aansluiten op hun bredere configuratie.

Dit is een kunstmatige her-creatie van “zuilvormige” druk binnen een open omgeving.


3.3 Platformlogica als bubble-versterker

Hoewel horizontale netwerken open zijn, kunnen algoritmes patronen van herhaling creëren. Geen echte zuilen, maar tijdelijke echo’s.


3.4 Traditionele instituties die nog verticaal opereren

Partijen, het verkiezingssysteem, parlementaire organisaties, beleidsdepartementen en gevestigde media-infrastructuren blijven functioneren volgens verticale en gecategoriseerde logica’s. Zij dwingen burgers nog altijd in vooraf gedefinieerde hokjes - ideologische, organisatorische of procedurele - die slecht aansluiten op de modulair opgebouwde voorkeuren die in een zelfschikkingssamenleving ontstaan.


3.5 Identiteit als houvast

Mensen bouwen modulair, maar zoeken nog steeds naar herkenbare ankers.
Dit maakt sommige politieke identiteiten hardnekkiger dan de open structuur zou voorspellen.


HOOFDSTUK - 4 Wat zelfschikking technisch betekent

Zelfschikking is in mijn analyse geen stijlfiguur en geen normatief ideaal, maar een precies te beschrijven mechanisme. Het ontstaat wanneer traditionele ideologische pakketten uiteenvallen (decompositie), de losse elementen opnieuw worden geconfigureerd (recompositie), deze configuraties dynamisch en iteratief worden (volatiliteit), en keuzes mede worden bepaald door een aparte beslislaag van pragmatische haalbaarheidsinschattingen. Hieronder licht ik deze vier componenten toe.


4.1 Ideologische decompositie

Traditionele ideologieën functioneren als geïntegreerde pakketten: een samenstel van waarden, overtuigingen, beleidsvoorkeuren en institutionele houdingen die in samenhang worden aangeleerd en gereproduceerd. In een gedigitaliseerd en open informatielandschap treedt het omgekeerde proces op: deze pakketten vallen uit elkaar.

Decompositie betekent dat afzonderlijke elementen-waarden, thema-opvattingen, verwachtingen over de rol van de staat, risico-attitudes, houdingen tegenover instituties, en inschattingen van haalbaarheid-niet langer gebonden zijn aan één ideologisch geheel. Ze komen beschikbaar als losse bouwstenen.

Dit proces is zichtbaar in onderzoek naar multidimensionale politiek. Feldman & Johnston (2014) laten zien dat wat lange tijd als één links-rechts-as werd gedacht, uiteenvalt in losstaande dimensies die burgers onafhankelijk van elkaar positioneren.
https://www.cambridge.org/core/journals/american-journal-of-political-science/article/abs/

Belangrijk is dat decompositie niet alleen informatie-technisch is, maar ook sociaal (door differentiatie van levensdomeinen) en cognitief (door de noodzaak om informatie modulair te verwerken).


4.2 Recompositie: politieke configuraties als vectoren

Zodra ideologische pakketten uiteen zijn gevallen, ontstaat recompositie: individuen stellen hun politieke oriëntatie samen door uiteenlopende onderliggende factoren met elkaar te combineren.

Die factoren zijn onder andere:

  • waarden en morele hiërarchieën;
  • persoonlijke ervaringen en sociale context;
  • cognitieve heuristieken;
  • identiteitslagen;
  • emotionele responsen op specifieke thema’s;
  • informatieprikkels;
  • en pragmatische verwachtingen over wat haalbaar is.

In mijn analyse functioneert een politieke positie daarom als een vector: een meerdimensionale configuratie die richting krijgt door de interactie van deze factoren. Een vector is geen themalijst en geen kansoptelsom; het is een structurele resultante van samenwerkende en concurrerende invloeden die uiteen kunnen lopen van thema tot thema.

Recompositie maakt zichtbaar waarom iemand tegelijkertijd:

  • een vergaande energietransitie wenselijk vindt;
  • een strikter toelatingsbeleid voor migratie ondersteunt;
  • maximale individuele vrijheid rond digitale technologie verwacht;
  • en een stevige publieke rol voor de overheid in de zorg wenselijk vindt.

Binnen het model van zelfschikking is dit geen ideologische afwijking, maar een coherente configuratie van factoren die in deze combinatie tot een valide politieke vector leidt. Net als klassieke, vastomlijnde ideologieën kan ook een zelfgeschikte configuratie lacunes, spanningen of onuitgewerkte onderdelen bevatten; alleen is de mate waarin dit voorkomt sterk individueel variabel. Sommige vectoren zijn intern zeer consistent en theoretisch doordacht, terwijl andere fragmentarischer of onvollediger blijven. Het verschil in consistentie is daarmee geen fout, maar een structureel element van het zelfschikkingsproces.


4.3 Volatiliteit: dynamiek zonder noodzakelijk verlies aan samenhang

Omdat de factoren die een politieke vector vormen voortdurend veranderen - nieuwe informatie, verschuivende rolidentiteiten, sociale interacties, persoonlijke ervaringen en de mate waarin een thema salient wordt - wordt de resulterende configuratie regelmatig herzien. Dat noem ik volatiliteit: de mate waarin een politieke oriëntatie iteratief wordt aangepast.

Een veelgemaakte fout is volatiliteit gelijk te stellen aan inconsistentie. Ik zie dat anders. Zelfschikking maakt het mogelijk dat sommige individuen stabiele, samenhangende en expliciet doordachte configuraties ontwikkelen-nieuwe ideologische modellen die juist dankzij decompositie mogelijk worden. Anderen ontwikkelen meer ad-hocposities die op thema’s kunnen botsen.

Volatiliteit is daarmee geen defect, maar een functie van een open systeem: stabiliteit is mogelijk, maar nooit gegarandeerd. Dat maakt het politiek relevant, omdat partijen, instituties en beleidsprocessen moeilijker kunnen rekenen op vaste pakketten van voorkeuren.

Onderzoek naar attitude-volatiliteit, zoals Zaller (1992), laat zien hoe meningen zich ontwikkelen in interactie met prikkels, informatie en context.
https://www.cambridge.org/core/books/nature-and-origins-of-mass-opinion/


4.4 Pragmatisme als parallelle beslislaag

Tot slot is er een factor die niet uit decompositie of recompositie volgt, maar ernaast staat: pragmatisme.
Pragmatisme is de laag waarin burgers inschatten:

  • wat haalbaar is;
  • wat binnen bestaande machtsstructuren realistisch is;
  • waar verwachte impact zit;
  • en welke opties strategisch zinvol zijn.

Deze laag opereert onafhankelijk van ideologische inhoud en kan die inhoud zelfs overstemmen. Iemand kan bijvoorbeeld een politiek programma inhoudelijk steunen, maar niet stemmen op een partij die dat programma voert omdat men inschat dat deze partij geen invloed zal krijgen.

Bounded rationality-literatuur, zoals Simon (1957), laat exact zien hoe dit type beslislogica functioneert: niet op basis van maximale voorkeur, maar op basis van realistische optimalisatie binnen beperkingen.

Pragmatisme verklaart waarom gedrag-zoals stemgedrag-niet altijd de onderliggende vector weerspiegelt. Niet uit hypocrisie, maar uit anticipatie.


HOOFDSTUK 5 - Waarom het huidige politieke systeem zelfschikking niet kan verwerken

Een belangrijk misverstand in het publieke debat is het idee dat de huidige politieke versplintering een afwijking, ontsporing of karakterfout van het systeem zou zijn. In mijn analyse is het tegendeel waar: wat “versplintering” wordt genoemd, is geen pathologie maar de formele systeemreactie op een samenleving waarin burgers niet langer ideologische pakketten overnemen, maar hun politieke positie modulair samenstellen.

Met andere woorden: het probleem is niet dat het kiezersgedrag instabiel is, maar dat het politieke systeem nog volledig gebouwd is op de logica van verzuiling-een logica waarin burgers stabiele, samenhangende pakketten zouden stemmen en partijen deze pakketten zouden representeren. Dat ontwerp kan een zelfschikkende samenleving niet verwerken. De problemen die daaruit voortkomen zijn reëel, maar ze worden verkeerd geduid.

In dit hoofdstuk zet ik uiteen waar de werkelijke frictie zit.


5.1 “Versplintering” is geen afwijking, maar de structurele uitkomst van decompositie

Het begrip versplintering suggereert een abnormale, ongewenste verbrokkeling van het partijlandschap. Maar vanuit het perspectief van zelfschikking is het precies wat je móét verwachten.

Wanneer ideologische pakketten uiteen vallen (zie 4.1), ontstaat er niet één nieuw pakket maar een veelheid aan mogelijke configuraties. Burgers bewegen zich niet meer langs een as van vier of vijf ideologische tradities, maar construeren vectoriële voorkeuren die onderling sterk verschillen.

In een stelsel dat partijen voortbrengt als aggregaties van voorkeuren, leidt decompositie daarom per definitie tot meer partijen. Het is een logisch systeemresultaat, niet een toevallige ontsporing.

Onderzoek zoals Mair (2013) en Dalton et al. (2011) laat precies dit patroon zien: afbrokkeling van party identification is geen incident maar structureel.

De fout zit dus niet aan de kant van de kiezer. De fout zit in een systeem dat nog steeds verwacht dat burgers zich conformeren aan pakketten die niet meer bestaan.


5.2 Representatiecrisis: een pakket-systeem kan geen vector-kiezers verwerken

Het huidige stelsel is ontworpen om coherente pakketten van voorkeuren te representeren. Maar burgers stemmen tegenwoordig vectoren: configuraties die op elk thema anders kunnen uitvallen.

Het gevolg is een structurele representatiecrisis:

  • Partijen denken mandaten te ontvangen op basis van een pakket;
  • Burgers geven mandaten af op basis van losse componenten;
  • Het systeem probeert die componenten alsnog in een pakket te dwingen.

Dat leidt tot drie systemische problemen:

  1. Mandaatverwarring
    Politici weten niet welke elementen van het mandaat prioriteit hebben — omdat een vector geen hiërarchie oplegt.
  2. Botsende verwachtingen
    Kiezers die op dezelfde partij stemmen, delen vaak geen inhoudelijke voorkeuren; representatie “breekt” daardoor intern.
  3. Onmogelijkheid om “de kiezer” te reconstrueren
    Het systeem gaat uit van één collectieve voorkeur, maar die bestaat niet meer.

Dit is geen falen van partijen of kiezers. Het is een ontwerpfout: representatie is gebaseerd op een paradigma dat niet langer bestaat.


5.3 Volatiliteit ondermijnt bestuurlijke stabiliteit - maar niet omdat burgers inconsistent zijn

In een zelfschikkend ecosysteem is volatiliteit geen chaos, maar dynamiek (zie 4.3).
Toch heeft deze dynamiek grote gevolgen voor een systeem dat stabiliteit veronderstelt.

Instabiliteit ontstaat omdat:

  • voorkeuren sneller verschuiven dan coalities kunnen reageren;
  • nieuwe informatie voortdurend vectoren herconfigureert;
  • partijen moeite hebben langdurige programmatische consistentie af te dwingen;
  • formaties daardoor steeds langer duren en minder voorspelbaar worden.

Dit betekent niet dat burgers “wispelturig” zijn, maar dat hun omgeving te snel verandert voor een systeem dat is gebouwd om langzame, stabiele pakketten te verwerken.

De volatiliteit veroorzaakt dus bestuurlijke stress, maar de bron van die stress ligt in het systeemontwerp, niet in de kiezer.


5.4 Institutionele overbelasting: het systeem is gebouwd voor 5 blokken, niet voor 20 vectoren

Veel van de problemen die in Den Haag worden benoemd - lange debatten, eindeloze motiestromen, fragmentatie van spreektijd, moeilijkere vorming van meerderheden - worden vaak geïnterpreteerd als gedragsproblemen. In mijn analyse is het structureel.

Wanneer burgers vectorieel stemmen, produceert het stelsel meer partijen.
Wanneer het stelsel meer partijen produceert, ontstaan onvermijdelijk:

  • langere debatten;
  • meer moties en amendementen;
  • ingewikkeldere onderlinge afstemming;
  • grilligere meerderheden;
  • langere en brozere formaties;
  • een permanent tekort aan bestuurlijk overzicht.

Niet omdat politici onwil tonen, maar omdat een parlementaire architectuur die ontworpen is voor vier à vijf blokken, noodzakelijk vastloopt zodra hij twintig vectoriële formaties moet overzien.

Institutionele overbelasting is dus een emergente eigenschap van een mismatch tussen systeemontwerp en maatschappelijke realiteit.


5.5 Mandaatschending als ingebouwde systemische fout

In een pakket-systeem wordt van partijen verwacht dat zij “doen wat ze beloofd hebben”.
Maar in een vector-systeem bestaan beloften niet meer als coherente set.

Burgers stemmen:

  • soms op één thema
  • soms strategisch
  • soms op kwaliteiten van personen
  • soms op haalbaarheid (zie 4.4 pragmatisme)
  • soms op tegenstemmen
  • soms op partiële overeenkomsten

Het systeem leest deze stem vervolgens alsof het een coherent pakket is - en dat is het niet.

Het gevolg:

  • bijna elke partij lijkt haar mandaat te schenden;
  • burgers zien voortdurend “verraad”, terwijl het systeem verkeerd leest;
  • representatie wordt een permanente bron van conflict.

De kern is: het systeem probeert pakketten af te dwingen waar kiezers die niet meer leveren.


5.6 Pragmatisme doorbreekt de logica van stem = voorkeur

Tot slot is er een structureel mechanisme dat in vrijwel geen politieke analyse wordt meegenomen: pragmatisme (zie 4.4).

Burgers stemmen niet alleen op wat zij ideaal vinden, maar op wat zij:

  • haalbaar achten,
  • kansrijk achten,
  • strategisch verstandig vinden,
  • of het minst riskant inschatten.

In een pakket-systeem wordt dit gedrag afgestraft als inconsistent of hypocriet.
Maar binnen zelfschikking is het volkomen logisch: pragmatisme is een tweede beslislaag die inhoud soms overrulet.

Het probleem is dat parlementaire structuren deze laag niet kunnen verwerken.
Ze lezen de stem als een pakket, niet als een pragmatische optimalisatie binnen beperkingen.

Daarmee wordt de intentie van kiezers structureel verkeerd geïnterpreteerd.


Slot: Het probleem is niet de kiezer, maar de botsing tussen twee tijdperken

Wanneer je het geheel overziet, is de conclusie helder:

  • Het systeem functioneert nog volgens de logica van verzuiling.
  • De samenleving functioneert volgens de logica van zelfschikking.

De term “versplintering” verhult dit fundamentele punt.
Er is geen versplintering. Er is een mismatch:

een vectoriële samenleving gevangen in een pakket-gebaseerd systeem.

De echte problemen zitten niet in het feit dat burgers anders stemmen dan vroeger, maar in het feit dat het systeem weigert te erkennen dat de onderliggende ordening van voorkeuren structureel is veranderd.

Zolang die erkenning uitblijft en er geen systemische antwoorden worden ontwikkeld die het organische karakter van zelfschikking niet onderdrukken maar juist faciliteren, zullen inefficiëntie, mandaatverwarring, bestuurlijke instabiliteit en institutionele overbelasting niet verdwijnen. Integendeel: zij zullen zich verder verdiepen.


Literatuur & verwijzingen

Theorie over informatielandschap, netwerken en fragmentatie

Multidimensionale politieke voorkeuren en decompositie

Attitude-volatiliteit en meningsvorming

Pragmatisme, bounded rationality en beslislogica

  • Simon, H. A. (1957). Models of Man: Social and Rational.
    Wiley.
    (Geen directe open-accesslink beschikbaar; standaardreferentie binnen bounded rationality.)

Partij-identificatie, eroderende loyaliteit en institutionele mismatch

Representatie, mandaatincongruentie en systeemfalen

Pop-politiek en agenda-setting